Om te achterhalen hoe zoiets voorkomen kan worden, is een arbeidsongevallenonderzoek noodzakelijk.
Dit is de verantwoordelijkheid van de werkgever, maar in de praktijk wordt het vaak afgeschoven op de preventiedienst. Hoe begin je hieraan?
Om een ongeval te onderzoeken kan men ofwel een statistisch onderzoek uitvoeren, ofwel een individueel onderzoek. Dit statistisch onderzoek is een verzameling van al het cijfermateriaal (uur, plaats, afdeling, leeftijd, plaats, aard letsel,…) en is nuttig om een duidelijk beeld te kunnen schetsen van de incidenten en ongevallen op het werk.
Hierbij wordt dan een onderverdeling gemaakt in de statistieken tussen lichte ongevallen, ongeval zonder ongeschiktheid, ongeval met aangepast werk, ongeval met ongeschiktheid, ongeval met aangepast werk, ernstig ongeval, zeer ernstig ongeval en woon-werk ongeval.
Een individueel onderzoek gebeurt aan de hand van een oorzakenboom en de MUOPO methode.
Wanneer er zich een ernstig arbeidsongeval voordoet, wordt het sterk aangeraden om ook de plaats van het ongeval te onderzoeken. Op die manier kan je de feiten, fotomateriaal, de eerste gegevens van het slachtoffer en andere nuttige informatie verzamelen.
Eventueel kunnen ook nog directe acties genomen worden om de omgeving veilig te stellen.
Plan daarna zo snel mogelijk een debriefing. In zo’n debriefing wordt het ongeval overlopen met alle vereiste aanwezigen. Dit zijn vaak het slachtoffer, eventueel getuigen, de preventieadviseur, het diensthoofd, een medewerker van de opleidingsdienst en medewerkers van het CPBW bij een zeer ernstig ongeval. Vraag ook steeds om de betrokken PBM’s, werkkledij, gereedschappen, enz. mee te brengen naar de debriefing. Deze kunnen bijdragen tot het onderzoek.